Deze fantastische cultivar, vermoedelijk een spontane kruising van Buddleja davidii en Buddleja fallowiana, werd in 1940 gevonden bij kasteel Lochinch in Schotland.
Kenmerkend zijn het zilver-grijze blad en de geurende violet-blauwe bloemen met een oranje oogje.
In het voorjaar diep snoeien, dan blijft het een vitale volle struik.
Mijn favoriete vlinderstruik.
Deze recente introductie van Walters Gardens, combineert de statige struikvorm van Buddleia davidii met de elegant doorbuigende pluimen van Buddleia lindleyana.
Heerlijk romig roze, geliefd bij bijen en vlinders.
Deze dwerg-vlinderstruik in 25 centimeter lange bloempluimen en heeft een spectaculaire intensieve kleur. Een kleurdoorbraak volgens de vinder, Walters Gardens.
Sprankelend van kleur lekker compact.
Deze selectie van Mien Ruys uit circa 1959 is wereldwijd een van de de meest succesvolle vlinderstruiken.
Wellicht heeft dat iets te maken met de indrukwekkende kleur. De aren zijn niet zo groot en het blad moest idealiter wat grijzer zijn.
Het is nog steeds de donkerste van allemaal.
Forse vitale struik, dus stevig terugzetten in het voorjaar.
De zwarte ridder uit Dedemsvaart.
Deze dwerg-Buddleja groeit breed uit en maakt lange pluimen.
Ze maakt zijscheuten en bloeit daardoor lang.
Knip haar net als de andere vlinderstruiken in het voorjaar diep terug zodat ze mooi vol blijft.
Uit de Humdinger serie van Walters Gardens.
Nog een dwerg vorm uit de Humdinger serie van Walters Gardens. 'Humdinger' betekent zoveel als spectaculair opwindend. De kleur van de tot 20 cm lange pluimen draagt hier stevig aan bij.
'Magenta Munchkin' bloeit vroeg en lang.
Diep terugsnoeien in het voorjaar.
Zeer lange (40 cm) zoet geurende aren met zacht paars blauwe bloemen heeft deze onbekende cultivar.
Het is een van de meest aantrekkelijke cultivars voor insecten.
Wij mensen moeten haar nog ontdekken.
Dit is volgens de Royal Horticultural Society de beste roze, vandaar de 'Award of Garden Merrit' die in 2010 nog werd bevestigd.
De beste roze onder de klassieke roze vlinderstruiken dus.
Een flinke struik die elk voorjaar diep moet worden teruggesnoeid.
Plenty, pretty, pink.
Een van de meest succesvolle vlinderstruiken ooit en nog steeds een van de beste roze.
Gevonden in de VS en in 1942 geintroduceerd door Karle A. Lucal.
Door de RHS bekroond met een AGM in 1950 en 1984 en nogmaals bevestigd in 2010.
Zeer groeikrachtig, aren tot 40 cm lang.
Sinds 1945 een van de beste witte vlinderstruiken.
door de RHS onderscheiden met een Award of Garden Merit in 1993 die werd herbevestigd na nieuwe trials in 2010.
De aren zijn 30 tot 35 cm lang.
Weldadig wit.
De kruising van Buddleja davidii x globosa werd voor het eerst gemaakt tijdens de eerste wereldoorlog door majoor William van de Weyer. De bolle bloemen geuren zoet en ze bloeit net als de meeste op eenjarig hout. Snoei ze niet te diep, tot zo'n 60 cm in het voorjaar of direct na de bloei. Onder andere koolwitje, citroenvlinder, kleine en grote vos, atalantavlinder zijn er dol op.
Een zonnetje in je tuin.
Het vroegst uitlopende siergras dat aanvankelijk amper opvalt, maar vanaf de bloei begin juli voortdurend spannender en aantrekkelijker wordt tot diep in de winter.
Steeds strakker staan ze rechtovereind vanaf de wat lossere bloei.
Combineren met Verbena bonariensis en Selinum wallichianum voor maandenlang plezier.
In het voorjaar terug knippen is niet echt nodig.
Een gemakkelijke zuil voor je prairie.
Deze oude vriend was in 1994 vaste plant van het jaar.
Heerlijke frisse muntgeur, sierlijke, luchtige en langdurige bloei, ongedwongen bossige groei en glimmend rond blad.
Er bestaan ook vormen met meer behaard blad. In de Pyreneeën noemen ze die bergmunt.
Wolkjes porselein wit en geur voor tuin en Italiaanse keuken.
Een witte selectie van Brian Kabbes die het midden houdt tussen de grootbloemige 'Weißer Riese' en de kleinbloemige 'White Cloud' die door Hans Kramer werd gevonden.
Een goede geurige en al lang mijn favoriete witte bergsteentijm.
Munt, in lieve geurige wolkjes.
Het heeft even geduurd voor we de klokjes leerden waarderen. De volgende stap is die van de stoere grote soorten naar deze minibelletjes. Maar het is ook zo'n heerlijke kleur.
Je moet er wel een overzichtelijk hoekje voor hebben waar ze niet in de verdrukking komt. Ze kan ook in pot of in een rotstuintje.
Wild komen ze tot 3000 m voor in de Zuidelijke bergketens van Europa.
Een schatje en dat is het.
Een fijne nieuwe kleur in het klokjesspectrum is deze met haar blad goed bodem bedekkende lage soort.
Bloemen in volle trossen met veel kleurdiepte en op uiterste randje waar kunst en kitsch hun beider hoogtepunt bereiken.
Makkelijk en dankbaar.
Een klassieke prijswinnaar waar de Engelsen hun tuinen mee vullen.
Geschikt voor de beginnende tuinier.
Hier kan weinig mis mee gaan. Alleen niet al te droog zetten.
Ze beginnen nu zo ouderwets te worden dat ze weer hip zijn.
Datzelfde oranje uit de jaren 70 maar dan in paars.
Nieuw en bijzonder vanwege de diepblauwe kleur met een zilveren glans en dat dan bovendien dubbel.
Mochten ze wat roestig worden na de bloei; knip ze dan tot de grond terug en je hebt nergens last van.
Zeer geschikt als snijbloem ook.
Dit inheems klokje groeit van nature graag op kalkhoudende zandige leem langs de rivieren en in Zuid Limburg.
Het blad kan rauw worden gegeten in salades, de wortel, die een beetje op radijs lijkt, kan vanaf oktober de hele winter worden geoogst.
Als bron van voedsel heeft de perzikkruiduil (Melanchra persicariae) de oudste rechten.
Lijkt op Carex comans 'Bronze Form' maar dan iets groter en met breder blad. Het doorbuigend bronsgroen blad heeft oranje punten en kleurt in de herfst naar levendig roestig oranje. Op een vochtige plek in de zon kleurt het blad het best.
Deze, zo werd mij ooit verteld, zou niet winterhard zijn, maar wij weten uit ervaring dat dit een van de betrouwbaarste bladhoudende grassen is dat hier al vele jaren met kleurig fris blad glansrijk de winter doorstaat.
Smal donkergroen blad diep donkere pluimen in het najaar.
Ze hebben een Mediterrane uitstraling maar komen oorspronkelijk uit Oost Azie. (Mongolië, China, Korea, Japan)
Knip ze in maart of april pas terug net als vlinderstruiken.
De blauwste, met een goed rechte habitus.
'Stephi' is een recente, vrij compacte introductie die rijk bloeit in een heerlijke dromerige kleur.
Ze heeft net als Perovskia een mediterrane uitstraling en wordt ook veel in mediterrane beplantingen toegepast ook al zijn beide van oorsprong Aziatisch.
Knip ze net als Buddleja en Perovskia in het voorjaar diep terug. Verder heb je er geen omkijken naar.
Deze 'mediterrane' plant komt oorspronkelijk uit Oost Azië. (Mongolie, China, Korea, Japan). Ze is recent verhuist van de familie Verbenaceae naar Lamiaceae.
Deze van Liss Forest Nursery heeft aangenaam zilver grijs blad zodat ze als laatbloeier het hele jaar aantrekkelijk is. In 2008 op Plantarium onderscheiden met een zilveren medaille.
Je mag ze in het voorjaar diep terugknippen.
Tamme kastanje komt van nature voor in Zuid Europa, N.W. Afrika, van Marokko, tot Pakistan. Gekweekt worden ze vooral in de Ardèche en op Corsica. In Nederland zijn ze ingevoerd door de Romeinen.
Ze vormen een goede vroege bron van stuifmeel voor wilde bijen en andere insecten. De vruchten zijn rijk aan eiwit en zetmeel. We eten ze graag met spruitjes.
Het hout is zeer duurzaam en wordt speciaal gekweekt voor palen en hekwerk.
Ze groeien aanvankelijk traag maar kunnen uiteindelijk heel oud en hoog worden.
Kan vanwege de hoogte alleen op een pallet worden verzonden. Verzending in pakket is helaas niet mogelijk.
Dit grappige heerlijke sprieten bloemetje met het grote licht behaarde blad staat graag zonnig op doorlatende grond.
Ze vormt uiteindelijk sterke dichte tapijten die je kunt delen.
Chiton, de Centaur uit de Griekse mythologie gebruikte een soort uit dit geslacht om zijn voet te helen, vandaar de naam.